Tegenwoordig bestaan er veel titels en nog meer voorwaarden om deze titels te behalen. Vroeger was het overzichtelijk: grootmeester zal de leek nog wel begrijpen, voor internationaal of FIDE-meester moet je tegenwoordig al meer uitleggen. De vrouwen mogen een W ervoor zetten en zelfs de net-nietgevallen die tegen de 2300 aankrabben kunnen een CM-titel aanvragen, het lachertje onder de schaaktitels.

Tot aan 1950 waren er geen vaste criteria voor de term grootmeester. Pas in dat jaar heeft de FIDE de titel toebedeeld aan de 27 beste schakers van dat moment. Tegelijk met grootmeester is de titel internationaal meester in het leven geroepen, alsook hun vrouwelijke equivalenten. De voorwaarden werden door de jaren heen steeds verder uitgebreid, zodat het ook via goede prestaties en veel spelen mogelijk was om een titel te bemachtigen. Andere termen zijn jonger: FM dateert uit 1978 en CM uit 2002. Het zal hier waarschijnlijk niet bij blijven, aangezien de laatste jaren de roep om de titel supergrootmeester steeds groter wordt. Niet geheel onterecht als je je bedenkt dat een IM en GM maar honderd punten uit elkaar liggen, terwijl spelers met een rating van 2500 en 2700 beiden wel dezelfde titel dragen.

Onderscheid maken in speelsterkte is echter al veel ouder. Toen het schaakspel vanuit India via het Perzische Sasanidenrijk de Arabieren bereikte, werd het schaakspel volwassen. De eerste schaakproblemen (manṣūbāt) werden gecomponeerd, spelers bestudeerden openingstheorie en gebruikten verschillende vormen van notatie om hun zetten op te schrijven, hoewel er geen partijen uit deze periode bekend zijn. Naast individuele partijen, werd er ook simultaan en in toernooiverband gespeeld, al dan niet blind. Er waren nog geen titels, maar wel een systeem waarbij spelers in vijf of zes verschillende klassen opgedeeld. Spelers van uiteenlopende speelsterkte konden het onderlinge verschil compenseren door middel van een handicap, zoals dat vandaag de dag bijvoorbeeld ook bij golf gebeurt.

Verder doet schaken zijn intrede als literair thema. In Duizend-en-één-Nacht zijn drie voorbeelden van het schaakspel te vinden – alle keren waarin een vrouw wint van een veel sterkere meester. De slavin Tawaddud verslaat de sterkste meester van het land nadat zij hem zelfs een toren, paard en vizier (voorloper van de dame, mag één stapje schuin) voorsprong geeft. Ter vergelijking: bij één klasse niveauverschil kreeg de zwakkere speler een pion meer, tussen de hoogste en laagste klasse bedroeg het verschil een toren. Conclusie: als we de Arabische literatuur mogen geloven, zouden de vrouwelijke titels juist 200 punten hoger moeten liggen.

Bron: Wieber, R. (1972). Das Schachspiel in der arabischen Literatur von den Anfängen bis zur zweiten Hälfte des 16. Jahrhunderts. Walldorf-Hessen: Verlag für Orientkunde. P. 206-207, 236 & 238

FM Zyon Kollen schaakt in de Meesterklasse voor Charlois Europoort en komt in de Bundesliga uit voor SV Lingen. Zijn beste resultaat is het winnen van het SPA Chess toernooi in Amsterdam in 2018. De 24-jarige Kollen (rating 2347) studeert Midden-Oostenstudies in Leiden. Behalve een schaakknobbel heeft Kollen ook een talenknobbel: hij spreekt zes talen vloeiend, waaronder Fins , Zweeds en Portugees. Naast studeren geeft Kollen ook schaakles, verzamelt én maakt zelf schaakspellen en schrijft geregeld recensies over schaakboeken op schaaksite.nl. De column van Kollen verschijnt dagelijks op speeldagen rond 12 uur ’s ochtends in het Nederlands én Engels op de website van het Schaakfestival.